Uit een recent RIVM rapport blijkt dat vooral omwonenden in het oosten van Nederland en in niet-stedelijke gebieden de overlast sterkerervaren dan gemiddeld. Ook worden trillingen door goederenvervoer heftiger ervaren dan door reizigerstreinen. Feitelijk zijn deze bevindingen nog niet vastgesteld en ook zijn de algemene uitkomsten van het onderzoek niet te vertalen naar lokaal- of tracéniveau. Naast eenvervolgonderzoek dat hier meer inzicht in moet geven, komt er ook een inventarisatie hoe overlast extra kan worden beperkt voor mensen die in de buurt wonen van bestaande en nieuw te bouwen spoorlijnen. Op meerdere plaatsen worden al extra maatregelen genomen bij spooruitbreidingen om trillingen en overlast te verminderen.
Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu laat nader onderzoek doen naar de overlast van trillingen door treinverkeer. Dit naar aanleiding van het RIVM rapport ‘wonen langs het spoor’, dat een eerste inzicht geeft van dezeoverlast. Afgelopen jaren zijn vijfduizendomwonenden ondervraagd die dicht bij het spoor wonen. Een vijfde gaf aan last te ondervindenvan trillingen door passerende treinen. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de staatssecretaris nu dat het rapport aanleiding is om trillingshinder beter in beeld te krijgen. Deoverlast is moeilijk in te schatten en te berekenen, omdat het afhankelijk is van veel factoren zoals bodemsoort en bebouwing.
Wettelijk kader
Het vervolgonderzoek moet uitwijzen of het mogelijk is een wettelijk kader te formuleren met als doel normen te stellen en trillingshinder zoveel mogelijk te beperken. Het RIVM gaat kijken of ze een rekenmethode kunnen ontwikkelen waarmee trillingen beter te voorspellen zijn, rekening houdend met de bodemsoort en bebouwing. Deze methode kan dan in toekomstige situaties gebruikt worden om de hinder door trillingen beter te voorspellen bij wijzigingen in de spoorweginfrastructuur. Hierin wordt ook kennis over trillingshinder in het buitenland meegenomen.
Knelpunten
Aan ProRail is gevraagd de inventarisatie te maken hoe trillingshinder zoveel mogelijk beperkt kan worden. Zij brengen in kaart wat de mogelijkheden zijn om bij te verwachten knelpunten de trillingen terug te brengen, welke opties het meest effectief zijn en wat voor kosten dit met zich meebrengt. Nog voor het eind van het jaar informeert staatssecretaris Mansveld de Tweede Kamer over de voortgang van de onderzoeken en over mogelijke vervolgstappen.